Inhoud
Ons lichaam
De sympto-thermale methode
Interpetatie van de waarnemingen.
Het zelfonderzoek van de baarmoederhals
en andere verschijnselen in de cyclus
Betrouwbaarheid van Natuurlijke Gezinsplanning
Kinderwens
|
De Sympto-thermale methode
Het principe van de hier beschreven Natuurlijke Gezinsplanning -methode berust op de combinatie van de waarneembare
lichaamstekens van cervixslijm (sympto) en temperatuur (thermaal). Vandaar dat men het een sympto-thermale methode
noemt.
Observatie van de lichaamstekens
Elke gezonde vrouw in de geslachtsrijpe leeftijd kan aan haar lichaam cyclisch optredende veranderingen
waarnemen, die verband houden met het natuurlijke ritme van vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid in de cyclus. Het
opvallendst is de menstruatiebloeding. Het begin van de bloeding geeft tevens het begin van een nieuwe cyclus aan,
in de loop waarvan normaal gesproken een eisprong plaatsvindt. De eisprong zelf kan niet rechtstreeks gevoeld of
gezien worden en kan dus door de vrouw niet op een bepaalde dag worden vastgesteld. Het is echter mogelijk om de
periode waarbinnen een eisprong plaatsvindt en een zwangerschap mogelijk is, af te bakenen door het waarnemen van
cervixslijm en lichaamstemperatuur. Ook de observatie van de baarmoederhals kan gebruikt worden om de vruchtbare
periode te bepalen. Er zijn nog andere lichaamstekens die met de cyclus samenhangen zoals veranderingen in de borsten,
ovulatiepijn, stemmingswisselingen, huiduitslag. Deze tekens worden echter niet door alle vrouwen waargenomen en
treden niet altijd in elke cyclus op (zie hier). De veranderingen van het cervixslijm en de lichaamstemperatuur
zijn echter tekens, die elke vrouw gewoonlijk kan waarnemen. Maar slechts wanneer ze dit regelmatig doet en haar
waarnemingen op een cycluskaart noteert, kan ze deze juist interpreteren en zo de vruchtbare en onvruchtbare periode
volgens exact vastgestelde regels bepalen.
De cycluskaart
De cycluskaart lijkt op een dagboek (Afbeelding 11). Daarin worden zowel alle waarnemingen beschreven, die
met de vruchtbaarheid samenhangen, alsook factoren die deze kunnen beïnvloeden. De rode draad van de cycluskaart
is de smalle rij waarin ’cyclusdag’ staat, die noteringen tot 40 cyclusdagen mogelijk maakt.
Afbeelding 11: De cycluskaart
Dowload een Excel document met de cycluskaart
De menstruatiebloeding
De cycluskaart wordt ingevuld vanaf de eerste dag van de menstruatie (regels, periode, maandstonden, ongesteldheid)
(Afbeelding 12). Deze dag is de eerste cyclusdag. De kalenderdatum van deze dag wordt in de rij onder cyclusdag
1 genoteerd. De datumrij wordt verder aangevuld. Onder de datumrij wordt de bloeding genoteerd. De sterkte wordt
met streepjes van verschillende lengte aangeduid. Heel lichte bloedingen (spotting) worden door puntjes aangegeven.
Alle bloedingen in de loop van de cyclus worden genoteerd. Sommige vrouwen hebben al voor het begin van de eigenlijke
menstruatie een aantal dagen lichte voorbloedingen (spotting). Deze dagen behoren nog bij de voorafgaande cyclus.
De nieuwe cyclus begint op de dag, waarop de bloeding goed doorzet.
Afbeelding 12: Deze cyclus duurt 26 dagen. De 27e dag is de eerste dag van de volgende cyclus en wordt als
zodanig op een nieuwe cycluskaart genoteerd.
Het cervixslijm
De waarneming van het cervixslijm en zijn veranderingen is een belangrijk deel van de Natuurlijke Gezinsplanning-methode.
Veel vrouwen bemerken af en toe iets als ’vloed’ in de buurt van de schede-ingang. Slechts weinigen weten dat het
hier om cervixslijm gaat en brengen dit in verband met hun vruchtbaarheid.
Hoe wordt het cervixslijm waargenomen?
Een vrouw kan het cervixslijm op verschillende manieren observeren: ze kan het zich bewust zijn, ze kan
het voelen en ze kan het zien.
Ervaren:
Overdag zou een vrouw zich er af en toe bewust van moeten zijn, wat ze aan de schede-ingang ervaart. Misschien
heeft ze het gevoel dat het er droog is, of zelfs dat het er onbehaaglijk jeukt. Of misschien ervaart ze helemaal
niets. Sommige dagen merkt ze dat de schede-ingang vochtig of nat is, of zelfs dat in de loop van de dag steeds
opnieuw scheutjes slijm uit de schede naar buiten vloeien. Sommige vrouwen beschrijven dit ’alsof er drupsgewijs
urine wegvloeit’.
Voelen:
Een vrouw kan zich niet alleen van de aanwezigheid van cervixslijm bewust zijn, maar het ook echt voelen. Wanneer
een vrouw met de vinger of met toiletpapier over de schede-ingang wrijft, merkt ze wellicht dat vinger of papier
er de ene dag beter over glijdt dan de andere. De schede-ingang voelt dan slijmerig, glibberig of ingeolied aan,
net zoals olie op de huid of vloeibare zeep tussen de vingers.
Zien:
Op sommige dagen is het cervixslijm ook zichtbaar (Afbeelding 13). Als een vrouw met de vinger of met het toiletpapier
over de schede-ingang gewreven heeft, moet ze erop letten of er slijm aan is blijven kleven en hoe het eruit ziet:
is het gelig, wit, doorschijnend of roodachtig? Is het klonterig, romig, smeuig, gelei-achtig of rekbaar als rauw
eiwit? Als ze het toiletpapier na het afvegen dichtvouwt en dan weer opendoet, kan een vrouw makkelijk zien of
het slijm rekbaar is. Ze ziet dan of het slijm zich laat uitrekken tot een draad. Dat kan ze natuurlijk ook tussen
de vingers testen. Rekbaar slijm voelt aan zoals rauw eiwit en ziet er ook vaak zo uit. Sommige vrouwen merken
dat door het lichte persen bij het plassen of bij de stoelgang het slijm reeds in lange draden wegvloeit. Het ligt
dan op de ontlasting of drijft in het water.
Afbeelding 13: Slijm: klonterig, wit, dik of gelig.
|
Wit, smeuïg, romig (linksboven)
Melkachtig, troebel (rechtboven)
Wit of gelig, iets rekbaar (linksmidden)
Melkachtig, troebel (onder) |
|
Doorzichtig, draden trekkend (boven)
Doorzichtig met witte slierten, als rauw eiwit (links onder)
Glasachtig, rekbaar (rechts onder) |
Hoe verandert het slijm in de loop van een cyclus?
Na de menstruatie kunnen enkele dagen volgen dat de schedeingang droog aanvoelt, misschien zelfs onaangenaam
of jeukend. Het is ook mogelijk dat de vrouw niets voelt of ziet. Daarna wordt de slijmvorming vaak als vochtig
gevoel ervaren, zonder dat het aan de schede-ingang zichtbaar is. In andere gevallen is het vanaf het begin tegeIijk
te voelen en te zien. Gewoonlijk ziet het cervixslijm er dan nog troebel, wit of gelig uit en is het dik, romig,
brokkelig, kleverig of taai-elastisch en niet rekbaar (Afbeelding 13). Soms ziet het eruit als kwark, of bloem
die met water tot kleverige klontjes vermengd is. Hoe dichter de eisprong nadert – hoe meer oestrogeen gevormd
wordt – des te meer slijm er wordt geproduceerd en des te beter de kwaliteit wordt. Het wordt dan meestal glashelder,
doorzichtig en heeft soms een lichte gelige verkleuring, of is doortrokken met witte slierten (Afbeelding 13).
Tegelijk wordt het rekbaar en voelt het glad of glibberig aan. Het lijkt dan op rauw eiwit. Soms kan het slijm
zo vloeibaar worden, dat het wegloopt zoals water en niet meer zichtbaar is. De vrouw ervaart de schede-ingang
dan als uitgesproken nat. Rond de eisprong bereikt het slijm haar beste kwaliteit. Daarna daalt de kwaliteit van
het cervixslijm: het wordt weer troebel en klonterig, verliest zijn rekbaarheid, vermindert in hoeveelheid of verdwijnt
volledig, zodat aan de schede-ingang niets meer of alleen nog maar een droog gevoel ervaren wordt. De ervaring
leert dat elke vrouw haar individuele slijmpatroon heeft. Bij de ene vrouw ontwikkelt het cervixslijm van droog
via vochtig en dik naar transparant en rekbaar, en bij de andere vrouw van niets onmiddellijk naar zichtbaar wit
slijm, zonder ooit de beste kwaliteit van het rekbare, glasheldere slijm te bereiken. Maar steeds is een kwaliteitsverbetering,
een duidelijk omslag of hoogtepunt en een vermindering van de cervixslijm-kwaliteit vast te stellen. Over het algemeen
vertoont bij een en dezelfde vrouw het slijmpatroon in opeenvolgende cycli hetzelfde beeld. Sporadisch kan het
echter voorkomen, dat het slijm zich in een nieuwe cyclus anders ontwikkelt dan de vrouw tot nog toe gewend was.
Aantekening op de cycluskaart
Het slijm wordt overdag waargenomen en pas ’s avonds op de cycluskaart genoteerd (Afbeelding 14). Op de
cycluskaart staat een rij voor het noteren van het ervaren en het voelen en een voor het uiterlijk. Zelfs als slechts
een keer op een dag een weinig slijm is vrijgekomen, wordt deze waarneming genoteerd. Het gevoel en het uiterlijk
van het slijm kunnen in de loop van de dag veranderen. Bij het noteren ’s avonds wordt dan die waarneming genoteerd,
die overeenkomt met de beste slijmkwaliteit die deze dag geobserveerd werd. Voorbeeld: Wanneer tussen de middag
slijm als rauw eiwit werd waargenomen en na de middags dik wit slijm, wordt voor die dag in het vakje ’uiterlijk’
’eiwitachtig’ genoteerd.
Om de toepassing van de regels te vereenvoudigen worden de cervixslijmwaarnemingen van een dag in een afkorting
samengevat en op de lijn van 37 ºC genoteerd (Afbeelding 14).
Afbeelding 14: Noteren van de slijmwaarnemingen en hun afkortingen
De tabel toont de indeling van de slijmwaarnemingen in verschillende categorieen met de overeenkomstige afkortingen.
Wanneer het uiterlijk van het cervixslijm enerzijds en het ervaren/voelen ervan anderzijds in verschillende categorien
kunnen worden ondergebracht, dan wordt de afkorting gekozen die bij de beste kwaliteit hoort. Voorbeeld: Wanneer
een vrouw rekbaar, doorschijnend slijm gezien heeft en een vochtig gevoel heeft, noteert ze de afkorting S+.
Gevoel |
Uiterlijk |
Afkorting |
|
|
|
droog, ruw,
jeukend onaangenaam gevoel |
nietsgezien, geen slijm aan
de schede ingang |
d |
niets gevoeld, geen vochtigheid,
niets waargenomen aan de schede-ingang |
nietsgezien, geen slijm
aan de schede ingang |
|
vochtig |
nietsgezien, geen slijm
aan de schede ingang |
v |
vochtig of niets gevoeld |
dik, wit, gelig, troebel
romig, smeuïg, klonterig
kleverig, een beetje taai-elastisch
(minder dan 1 cm rekbaar)
niet rekbaar |
S |
vochtig of niets gevoeld |
doorzichtig, glashelder
als rauw eiwit
(doorzichtig met witte draadjes)
rekbaar, draden
trekkend, vloeibaar,
zo vloeibaar dat het ´wegloopt als water´
roodachtig roodbruin,
geel-rood |
S+ |
nat, glibberig
glad, als ingeolied
week, uitglijdend |
doorzichtig, glashelder
als rauw eiwit
(doorzichtig met witte draadjes)
rekbaar, draden
trekkend, vloeibaar,
zo vloeibaar dat het ´wegloopt als water´
roodachtig roodbruin,
geel-rood |
S+ |
Tabel 1: Indeling van de slijmwaarnemingen in groepen en hun afkortingen
De slijmpiekdag
Voor de interpretatie van de cervixslijmwaarnemingen is het noodzakelijk om het hoogtepunt in de ontwikkeling
van het cervixslijm te bepalen. De dag waarop dit hoogtepunt valt heet slijmpiekdag.
Regel: De slijmpiekdag is de laatste dag van het slijm met de beste kwaliteit in deze cyclus.
De piekdag kan telkens pas achteraf, dus op de avond van de volgende dag bepaald worden, wanneer
de slijmkwaliteit is verminderd. De piekdag wordt met 'P' boven de overeenkomstige afkorting aangegeven.
(Afbeelding 16, 17 en 18).
De eisprong valt gewoonlijk in een periode van 2 dagen voor tot 2 dagen na de piekdag.
Voorbeeld 1: Een vrouw neemt op de cyclusdagen 13, 14 en 15 doorschijnend, rekbaar slijm (S+) waar. Op
cyclusdag 16 is het slijm weer troebel en dik (S). Na deze verandering weet de vrouw dat de 15e dag de slijmpiekdag
was (Afbeelding 16).
Voorbeeld 2: Hier neemt een vrouw geen cervixslijm van de s-categorie waar. Ze heeft alleen enkele dagen
dik, wit en klonterig slijm, dus slijm van de categorie S. In dit geval is de slijmpiekdag de laatste dag met S
(Afbeelding 17).
Afbeelding 16: De slijmpiekdag is in deze cyclus dag 15. |
Afbeelding 17: De slijmpiekdag is in deze cyclus dag 13. |
Afbeelding 18: 4 voorbeelden voor het slijmpatroon.
Uitzonderingssituatie bij de bepaling van de slijmpiekdag
Bij sommige vrouwen is de indeling in S en S+ voor hun individuele situatie te grof. Volgens hun waarnemingen gebeurt
de overgang naar een mindere kwaliteit reeds binnen de S of S+ -categorie. Om dit duidelijk te maken, kunnen ze
de daaropvolgende afkortingen van dezelfde categorie tussen haakjes plaatsen (Afbeelding 19 en 20). Deze uitzonderingsregel
mag echter alleen worden toegepast, wanneer bij een vrouw de piekdag steeds pas duidelijk na de temperatuurstijging
kan worden gei’nterpreteerd.
Afbeelding 19: Uitzonderingssituatie bij de bepaling van de slijmpiekdag: in deze cyclus merkt de vrouw een
duidelijke vermindering van de slijmkwaliteit reeds binnen de S+ categorie. De slijmpiekdag valt hier op dag 15.
De volgende afkortingen van dezelfde categorie worden tussen haakjes geplaatst.
Afbeelding 20: Uitzonderingssituatie bij de bepaling van de slijmpiekdag: in deze cyclus neemt de vrouw alleen
wit slijm van de S-categorie waar. Een overgang naar een mindere kwaliteit is merkbaar van dag 14 naar dag 15.
Daarom is de piekdag dag 14. De volgende afkortingen van dezelfde categorie worden tussen haakjes geplaatst.
De temperatuur
Wanneer een vrouw het verloop van haar ochtendtemperatuur in een cyclus volgt, kan ze vaststellen dat er
twee temperatuurniveaus zijn. Voor de eisprong, in de eerste cyclusfase, is het temperatuurniveau iets lager. Rond
de eisprong stijgt ze met ten minste 0,2°C. Deze temperatuurstijging wordt door het progesteron veroorzaakt,
dat in de tweede cyclusfase in het gele lichaam wordt geproduceerd. Volgens wetenschappelijke onderzoeken vindt
de eisprong normaliter in een periode van 2 dagen voor de temperatuurstijging tot een dag erna plaats. Van de combinatie
van temperatuurstijging en slijmsymptoom wordt afgeleid wanneer de onvruchtbare periode na de eisprong begint.
De lichaamstemperatuur is niet de hele dag even hoog. Ze is onderhevig aan een 24-uurs-ritme. De laagste waarden
worden in de vroege ochtenduren gemeten, de hoogste in de late namiddag. Bovendien bewerkt ook lichamelijke activiteit
een verhoging van de temperatuur. Opdat de waarden van dag tot dag vergelijkbaar zouden zijn, heeft men daarom
bepaald dat het goed is om de temperatuur in de ochtenduren, onmiddellijk na het wakker worden en voor het opstaan,
te meten. Deze temperatuur wordt daarom basale lichaamstemperatuur of ochtendtemperatuur genoemd.
Hoe wordt de temperatuur gemeten?
De rectale meting geeft over het algemeen heel exacte waarden en is het minst storingsgevoelig. Ook de orale
en vaginale waarden kunnen exact zijn, wanneer erop gelet wordt, dat tijdens de orale meting de punt van de thermometer
onder de tong tegen de tongwortel ligt en de mond gesloten blijft, of dat tijdens meting in de schede de thermometer
er niet uitglijdt. Voor het meten van de temperatuur kan men het beste een normale kwikthermometer gebruiken. Het
moet wel steeds dezelfde zijn binnen een cyclus. Zogenaamde vrouwenthermometers, die alleen afwijkingen van een
bepaalde temperatuurwaarde aangeven, zijn niet geschikt. Bij gebruik van een kwikthermometer duurt de rectale meting
3 minuten, de orale en vaginale 5 minuten.
De ervaring leert dat men het best de afgeslagen thermometer ’s avonds binnen handbereik naast het bed kan leggen.
Dan kan ’s morgens onmiddellijk na het wakker worden, voor het opstaan en voor enige andere activiteit zoals eten,
drinken enz., worden gemeten. Wanneer de nachtrust gestoord was (bijv. door een baby), moet de vrouw voor het meten
ongeveer 1 uur opnieuw geslapen of ontspannen in bed hebben gelegen. De temperatuur kan rectaal (in de anus), vaginaal
(in de schede) of oraal (in de mond) gemeten worden. De meting onder de oksel is te onnauwkeurig en daarom ongeschikt.
Belangrijk is dat in een cyclus steeds op dezelfde manier gemeten wordt (Afbeelding 21). De rectale meting geeft
hogere waarden aan dan de vaginale en orale.
Afbeeling 21: In deze cyclus wordt de temperatuur rectaal gemeten.
Hoe wordt de temperatuur afgelezen en genoteerd?
De tot op een halve tiende °C afgelezen temperatuurwaarden worden met een stip in het overeenkomende
vakje van die dag aangegeven. De schaalverdeling op de cycluskaart komt overeen met de schaalverdeling van de thermometer.
Wanneer de kwikzuil tussen twee streepjes staat, wordt de waarde in het midden van het hokje genoteerd (Afbeelding
23). De gemeten temperaturen worden dag na dag met elkaar verbonden. Wanneer op een dag de meting werd overgeslagen,
worden de ernaastliggende stippen niet met elkaar verbonden. Boven de temperatuurstip wordt in de rij ’meettijd’
het tijdstip van de meting genoteerd. Bij het aflezen van de thermometer moet men letten op een uniforme werkwijze,
dat wil zeggen ofwel steeds onmiddellijk na de meting aflezen, ofwel steeds op een later tijdstip. Want als de
thermometer enige tijd blijft liggen, daalt hij met ongeveer 0,05°C. Indien mogelijk, moet de vrouw dagelijks
meten. Voor velen is het temperaturen zo vanzelfsprekend geworden als tandenpoetsen. Vrouwen met langere Natuurlijke
Gezinsplanning -ervaring kunnen later bepaalde metingen weglaten, bijv. tijdens de eerste cyclusdagen en wanneer
de temperatuurinterpretatie afgesloten is. In de leerfase moet men echter dagelijks meten, om het individuele temperatuurniveau
van lage en hoge fase evenals de persoonlijke reacties op mogelijk storende factoren te leren kennen.
Afbeelding 23: De gemeten temperatuur wordt met een stip aangegeven. Wanneer op een dag niet gemeten wordt,
dan worden de stippen onderling niet verbonden. Boven de temperatuur wordt de meettijd aangegeven.
Bijzonderheden bij het gebruik van digitale thermometers
Veel vrouwen geven de voorkeur aan digitale thermometers, meestal om de meettijd te verkorten. Hierbij moet
men met enkele punten rekening houden. Men mag enkel digitale thermometers gebruiken, die een geldige ijking hebben
ondergaan en die tot op 2 cijfers achter de komma de temperatuur aangeven. De meettijd verschilt per thermometer
(merk, type). Doorgaans klinkt een signaal, wanneer de meting beeindigd is. Om echter de voor de basale temperatuur
gewenste exactheid te bereiken, bevelen we aan om een meetduur van 3 minuten aan te houden. Dit wordt ook door
sommige fabrikanten zo aangegeven. Bovendien moet de gebruiker er rekening mee houden dat er technische storingen
kunnen optreden, bijvoorbeeld ten gevolge van een verouderde temperatuurvoeler of een zwakke batterij. Duidelijk
open neergaande temperaturen kunnen een aanwijzing zijn voor een storing van de thermometer. In geval van twijfel
moet men gedurende een cyclus parallel met een kwikthermometer meten en dan de curven vergelijken. Omdat de sympto-thermale
methode meting met de kwikthermometer als basis neemt, moeten bij gebruik van een digitale thermometer de meetwaarden
worden afgerond bij het invullen van de cycluskaart. Wij bevelen aan om volgens de gangbare procedures systematisch
op een halve tiende °C naar boven of naar beneden af te ronden (Tabel 2 en Afbeelding 24). De rectale meting
geeft hogere waarden aan dan de vaginale en orale.
Afbeelding 24: Voorbeeld van een teperatuurcurve waarbij de digitale aanduiding van twee cijfers achter de komma
werd afgerond.
Naar boven en naar
beneden afronden
36,50 |
36,50 |
36,51 |
36,50 |
36,52 |
36,50 |
36,53 |
36,50 |
36,54 |
36,50 |
36,55 |
36,55 |
36,56 |
36,55 |
36,57 |
36,55 |
36,58 |
36,55 |
36,59 |
36,60 |
36,60 |
36,60 |
Tabel 2: Voorbeeld voor het afronden van de temperatuurwaarden bij meting met een digitale thermometer
Storingen
Een andere meetwijze en afwijkingen van de levensgewoonten van de vrouw kunnen het verloop van de basale
lichaamstemperatuur be’invloeden en soms een valse temperatuurstijging veroorzaken. Men kan niet vooraf zeggen
welke levensomstandigheden bij de individuele vrouw de temperatuur zullen beinvloeden en welke niet. Als een vrouw
vanaf het begin alle bijzonderheden noteert (zie Afbeelding 25), kan ze snel zelf zien wat haar basale lichaamstemperatuur
stoort. In ieder geval moet ze ook in geval van een mogelijke storing regelmatig verder meten. Of een bepaalde
factor de temperatuurcurve stoort moet aan de hand van vergelijkbare situaties in de lage temperatuurfase worden
vastgesteld, omdat de lage temperatuurfase gevoeliger is voor storingen dan de hoge. Een storing is een verhoogde
temperatuurwaarde, die de gewone variatiebreedte van het lage niveau te boven gaat en die door een gebeurtenis
verklaard kan worden, die als mogelijke storingsfactor geldt. Een storing wordt tussen haakjes geplaatst en er
wordt bij de interpretatie geen rekening mee gehouden. Zo kan een storing ook tijdens de temperatuurstijging optreden
en er zelfs mee verwisseld worden. Daarom moet men zich juist bij de hogere metingen rondom de temperatuurstijging
steeds afvragen, of de temperatuurwaarde gestoord zou kunnen zijn en deze zo nodig voor de zekerheid tussen haakjes
plaatsen (zie Afbeelding 47).
Afbeelding 25: Storingen en bijzonderheden worden op de dag genoteerd, waarop ze de temperatuur zouden kunnen
storen
De aard van de storingsfactor wordt in de daarvoor voorziene ruimte op de cycluskaart genoteerd, en wel op de
dag waarop ze de temperatuurmeting zou kunnen beïnvloeden, ook wanneer de gebeurtenis, bijv. overmatig alcoholgebruik,
de avond daarvoor heeft plaats gevonden (Afbeelding 25). Temperatuurwaarden die binnen de gewone variatiebreedte
van de lage fase liggen, worden niet tussen haakjes geplaatst, ook wanneer ze in verband staan met een storingsfactor
(Afbeelding 25). Zoals uit tabel 3 af te leiden is, kunnen verschillende factoren de temperatuurmeting beinvloeden.
Tabel 3
- Fouten of veranderingen in de meetwijze
- Verschillende meettijden
- Invloeden van het dagelijksleven en afwijkingen van de levensgewoonten
- Ziekte en zich niet lekker voelen
Fouten of veranderingen in de meetwijze
Wanneer in de loop van de cyclus een andere thermometer gebruikt wordt, moet dit als mogelijke storing op
de cycluskaart worden aangegeven, zo ook een andere meetwijze. De juiste meettechniek en verschillende bronnen
van fouten zijn worden hier besproken.
Verschillende meettijden
Vooral in de eerste waarnemingscycli is het belangrijk bij de temperatuurwaarde ook de meettijd te noteren,
omdat elke vrouw voor zichzelf moet uitmaken, in hoeverre de verschillende meettijden haar temperatuurverloop beinvloeden.
Bij veel vrouwen zijn afwijkingen van anderhalf uur zonder effect. Bij sommige vrouwen zijn echter reeds kleinere
verschillen in meettijd merkbaar. Er zijn ook vrouwen bij wie het helemaal geen rol speelt wanneer ze meten. Wanneer
een vrouw met meten begint, heeft ze voorlopig nog geen informatie, hoe bijv. de meettijd haar individuele temperatuurverloop
be’invloedt. Met toenemende ervaring kan ze vergelijkingen maken met metingen op verschillende tijdstippen. Als
dan meerdere cycli voorhanden zijn, is ze in staat op verschillende situaties in de lage fase van voorgaande cycli
terug te grijpen. Afbeelding 26 toont de temperatuurcurve van een vrouw, die ’s morgens gewoonlijk om 7 uur opstaat,
maar in het meekend uitslaapt en dan pas later meet. De temperatuurwaarden op deze dagen zijn duidelijk hoger dan
het lage niveau en moeten dus als storingen tussen haakjes worden geplaatst. In tegenstelling daarmee is dit bij
een onder het lage niveau liggende waarde normaliter niet nodig, zoals de op dag 14, vanwege een reis reeds om
4.30 uur gemeten temperatuur aantoont. In afbeelding 27 zien we het cyclusvoorbeeld van een vrouw bij wie verschil
in meettijd geen uitwerking heeft op het temperatuurverloop. Een verschuiving in de tijd bij reizen moet steeds
als mogelijke storing beschouwd worden. Ook met de verandering zomerwintertijd moet men rekening houden.
Afbeelding 26: De late meetijd op dag 7 en 8 geeft aanleiding tot verhoogde temperaturen en een storing van
de lichaamstemperatuur. Daarom worden beide temperaturen tussen haakjes geplaatst.
Invloeden van het dagelijks leven en afwijkingen van de levensgewoonten
Er is een hele reeks invloeden uit het dagelijks leven en afwijkingen van levensgewoonten die de lichamelijke
functies, vooral ook het slaapritme, min of meer sterk beinvloeden en daardoor als storing merkbaar kunnen worden
in de ochtendtemperatuur. Daarbij horen:
- te korte of gestoorde nachtrust
- ongewoon laat gaan slapen
- ongewoon alcoholgebruik
- laat eten ’s avonds
- laat feesten ’s avonds
- stress, psychische belasting, opwinding
- verandering van omgeving (reizen, feesten, vakantie, verandering van klimaat)
Afbeelding 27: Cyclusvoorbeeld van een vrouw bij wie verschillen in meetijd geen invloed heeft op de temperatuur.
Het kan ook zijn dat bepaalde zaken, zoals bijv. alcoholgebruik of ongewoon laat gaan slapen geen uitwerking
hebben op het temperatuurverloop, maar wel wanneer ze met andere gebeurtenissen samenvallen. Bij ’feesten’ of ’vakantie’
zijn vaak reeds meerdere mogelijke storingsfactoren inbegrepen. In vakanties treedt vaak een reeks veranderingen
ten opzichte van de normale levensgewoonten op. Zo ook kunnen stress-situaties die reeds langere tijd bestaan,
door ’slecht slapen’ en andere mechanismen invloed uitoefenen op het temperatuurverloop.
Ziekte en zich niet lekker voelen
Natuurlijk kunnen ziekten, ook in lichtere vorm, aanleiding zijn tot temperatuurstijgingen. Als een vrouw
dus een verhoogde temperatuur vaststelt en tegelijk een ziektebeeld waarneemt, moet ze deze metingen als storing
tussen haakjes plaatsen. Omdat gelijksoortige ziektebeelden heel verschillende oorzaken kunnen hebben, is het moeilijk
en over het algemeen niet mogelijk op vroegere ervaringen terug te grijpen. Daarin verschilt de invloedsfactor
’ziekte’ van andere storingsfactoren zoals bijv. meettijd. Doorgaans beslist de vrouw elke dag of de gemeten temperatuur
door een storingsfactor wordt beinvloed en tussen haakjes moet worden geplaatst. Er zijn echter ook situaties,
waarin het zinvol is om deze beslissing pas naderhand te nemen of ze eventueel te veranderen. Er zullen af en toe
temperatuurverlopen blijven bestaan, die op basis van storingen niet ondubbelzinnig kunnen worden geïnterpreteerd.
In deze gevallen moet men wachten en omwille van de betrouwbaarheid verder vruchtbaarheid aannemen.
|