Inhoud
Ons lichaam
De sympto-thermale methode
Interpetatie van de waarnemingen.
Het zelfonderzoek van de baarmoederhals en andere verschijnselen in de cyclus
Betrouwbaarheid van Natuurlijke Gezinsplanning
Kinderwens
|
Het zelfonderzoek van de baarmoederhals en andere verschijnselen in de cyclus
Veranderingen in de baarmoeder
De baarmoederhals en baarmoedermond ondergaan evenals het slijm en de temperatuur cyclische veranderingen. Deze kunnen door zelfonderzoek worden vastgesteld. De zelfobservatie van de baarmoederhals is een alternatief voor de cervixslijmwaarneming en kan deze in de sympto-thermale methode vervangen. Dit is vooral dan zinvol wanneer slechts weinig of geen cervixslijm aanwezig is, de slijmwaarneming bijv. door witte vloed gestoord is of om andere redenen niet interpreteerbaar is.
Onmiddellijk na de menstruatie is de baarmoedermond gesloten en hard en reikt hij tot diep in de schede, zodat hij met de vinger relatief gemakkelijk te bereiken is. Wanneer de eisprong nadert, wordt de baarmoedermond zacht, opent zich enigszins en komt wat hoger te liggen, zodat hij soms nog maar net te voelen is. Na de eisprong sluit hij weer, wordt hard en zakt (Afbeelding 48, Afbeelding 49).
Afbeelding 48: De inwendige geslachtsorganen van de vrouw: de schede is doorgesneden, zodat men de baarmoederhals kan zien, die daarin uitstulpt.
Afbeelding 49: De veranderingen van de baarmoederhals in de loop van de cyclus.
Voor het zelfonderzoek van de baarmoederhals is de volgende werkwijze aan te bevelen: begin meteen na het einde van de menstruatie met het onderzoek want alleen dan kan men in de loop van de cyclus de verandering van de baarmoederhals leren kennen en interpreteren. Het onderzoek dient eenmaal per dag in dezelfde houding met dezelfde vinger plaats te vinden. Het gaat gemakkelijker wanneer de vrouw een licht gebogen houding aanneemt. Ze kan staan met een voet op een stoel of de rand van het bad of hurken, zitten of liggen en daarbij de benen licht optrekken. Na het ledigen van de blaas worden een of twee schone vingers (wijsen middelvinger) in de schede ingebracht en naar achteren en naar boven bewogen (Afbeelding 50). Dan probeert men met een cirkelende beweging de baarmoederhals, die kogelof wigvormig in de schede uitstulpt, te voelen en met de vinger te onderzoeken. In tegenstelling tot de ruwere schedewand voelt de baarmoedermond glad aan.
Afbeelding 50: Doorsnede door het vrouwelijke bekken en houding van de hand bij het zelfonderzoek van de baarmoederhals.
Vervolgens tracht men de openingsgraad van de baarmoedermond, de ingang van de baarmoederhals te bepalen. Bij een vrouw, die reeds kinderen heeft gebaard, is de opening mogelijk wat spleetvormig en nooit helemaal gesloten. Bij een vrouw die nog geen kinderen heeft gebaard is ze rond en klein. Als men de vinger daarna weer tastend naar de rand van de baarmoederhals beweegt, kan men beoordelen of deze 'hard' of 'zacht' is. De baarmoederhals kan hard � als het topje van de neus � of zacht � als de lippen of de oorlel � aanvoelen.
In bepaalde gevallen kan het zelfonderzoek van de baarmoederhals bemoeilijkt worden, bijvoorbeeld wanneer de baarmoederhals door een operatie of na een bevalling littekens vertoont. Wanneer de vrouw de baarmoederhals slechts moeizaam kan bereiken, kan ze met een hand tegen haar onderbuik drukken en daarmee de baarmoeder naar de onderzoekende vinger toe bewegen.
Om het onderzoek af te ronden kan ze het cervixslijm als controle, onmiddellijk bij de baarmoederhals nemen. Daartoe wordt de baarmoederhals tussen de twee onderzoekende vingers genomen en licht samengedrukt. De gesloten vingers worden dan uit de schede genomen en het zo verkregen slijm volgens de bekende criteria beoordeeld. Naast de uitwendige slijmwaarneming aan de schede-ingang biedt de observatie van het cervixslijm direct aan de baarmoedermond een tweede mogelijkheid voor de cervixslijmwaarneming. Deze is vooral geschikt voor die vrouwen, die moeilijkheden ondervinden bij de uitwendige slijmwaarneming. De ervaring leert dat het het beste is voor een van beide mogelijkheden te kiezen en deze steeds te volgen.
Niet elke vrouw kan steeds alle veranderingen van de baarmoederhals waarnemen. Sommige vrouwen nemen alleen de openingsgraad of de stevigheid waar. Dit is doorgaans voldoende. Wanneer de vrouw een verandering waarneemt die ze niet kan verklaren, moet ze zich door een gynaecoloog laten nakijken.
Invullen van de cycluskaart
De waarnemingen van het zelfonderzoek worden op de cycluskaart onderaan in de rubriek 'baarmoederhals' genoteerd (Afbeelding 51).
Afbeelding 51: Noteren van de waarnmeingen bij het zelfonderzoek.
Opening
Naargelang de grootte van de opening worden de volgende symbolen gebruikt:
- gesloten: ·
- gedeeltelijk open: o
- helemaal open: 0
Ligging
In dezelfde kolom wordt door het niveau waarop men de symbolen tekent aangegeven of de baarmoederhals hoog of laag staat.
Hardheid
Naargelang de consistentie van de baarmoederhals wordt in de kolom 'hardheid' hard (h) of zacht (z) genoteerd.
Interpretatie van het zelfonderzoek
Bij het vaststellen van begin en einde van de vruchtbare periode kan het baarmoederhalsonderzoek de uitwendige slijmwaarneming vervangen. Dit leidt bij sommige vrouwen echter tot een verlenging van de vruchtbare periode.
- Zolang de baarmoederhals na de mensturatie onveranders is en er geen slijm wordt aangetroffen, kan men onvruchtbaarheid aannemen voor zover de 5-dagen-regel of de min-8-regel nog een vruchtbaarheid aangeven.
- Zodra in de eerste helft van de cyclus een verandering in de baarmoederhals optreedt, begint de vruchtbare periode.
- Een hoge, zachte en wijd open baarmoedermond is een tken van de zeer vruchtbare peiode.
- De onvruchtbare periode na de eisprong begint op de avond van de derde dag met gesloten, harde baarmoderhals in dubbele controle met de temperatuur.
- Een drievoudige controle van temperatuur, cervixslijm en baarmoederhals is niet noodzakelijk, omdat ze de betrouwbaarheid niet verhoogt. De combinatie van alleen cervixslijm en baarmoederhals voor de bepaling van begin en einde van de vruchtbare periode volstaat echter niet.
Het borstsymptoom
Veel vrouwen merken dat hun borsten in de loop van de cyclus veranderen. Ze worden voller, zwaarder, groter en/of gevoeliger. Meestal gaat dit gepaard met een licht trekken, steken of kriebelen, maar er kan ook een buitengewoon pijnlijk spanningsgevoel optreden. Een enkele keer treedt het borstsymptoom reeds rond de eisprong op, maar meestal ontwikkelt het zich pas in de tweede helft van de cyclus (progesteronfase), waarbij het tot de menstruatie toeneemt en met het begin van de menstruatie snel weer afneemt. Het borstsymptoom treedt niet frequent en regelmatig genoeg op om het voor het bepalen van de onvruchtbare fase na de eisprong te kunnen gebruiken. Het biedt nochtans aanvullende informatie over de gebeurtenissen in de cyclus en bevestigt voor sommige vrouwen de interpretatie van slijm en temperatuur. Het borstsymptoom wordt op de cycluskaart met een 'B' boven de temperatuurcurve genoteerd (zie Afbeelding 46).
De ovulatiepijn
Veel vrouwen nemen een tweede verschijnsel waar, de zogenaamde ovulatiepijn. Ze beschrijven de ovulatiepijn op heel verschillende wijze: sommigen merken een niet precies te lokaliseren pijn in de onderbuik, pijn die een of meerdere dagen duurt. Bij anderen komt die pijn plots op en duurt enkele seconden of minuten, soms ook uren; de pijn kan dan precies in de linker of rechterkant van de onderbuik gelokaliseerd worden. Van regelmatige afwisseling tussen de rechter en de linker zijde is meestal geen sprake. De ovulatiepijn kan ook in de rug of in de benen uitstralen. De oorzaken voor de ovulatiepijn zijn tot vandaag niet precies bekend. Er is veel voor te zeggen dat deze pijn door de inkapselingsspanning van de eierstok, waarin het eiblaasje rijpt wordt veroorzaakt. Maar ook andere oorzaken zoals een pijnlijke prikkel van het buikvlies staan ter discussie.
Welk nut heeft de ovulatiepijn bij Natuurlijke Gezinsplanning?
De ovulatiepijn loopt samen met de eisprong, maar kan in geen geval � zoals dit vaak gedaan wordt � gelijkgesteld worden met de eisprong. Ze kan namelijk reeds enkele dagen voor, maar ook nog na de eisprong optreden. Ze is echter een bijkomend verschijnsel van de vruchtbare periode en kan de overige waarnemingen (cervixslijmpatroon, temperatuurverloop) bevestigen.
Vooral echtparen met kinderwens zouden op de ovulatiepijn moeten letten, omdat rond die periode de waarschijnlijkheid voor een bevruchting duidelijk hoger ligt. De ovulatiepijn wordt boven de temperatuurcurve met de afkorting '0' aangeduid (zie Afbeelding 46).
De tussentijdse bloeding
Sommige vrouwen nemen in de vruchtbare periode wel eens een tussentijdse bloeding waar, die sterk kan varieren in sterkte. Meestal is het alleen maar als een lichte, roodof bruinachtige verkleuring van het cervixslijm waar te nemen. In zeldzame gevallen doet ze zich voor als een bloeding die enkele dagen duurt en die � zonder de controle van de temperatuurverhoging � gemakkelijk met een menstruatiebloeding verward kan worden. De tussentijdse bloeding treedt in nauwe samenhang met de eisprong op en wordt vooral door natuurlijke hormonenschommelingen in deze periode verklaard. Ze wordt in de rij 'bloeding' � naargelang de sterkte � met enkele puntjes of streepjes op de cycluskaart aangegeven (zie Afbeelding 12).
Overige symptomen
In de loop van de cyclus nemen sommige vrouwen nog verschillende andere veranderingen waar, die ze bij toenemende Natuurlijke Gezinsplanningervaring aan de verschillende cyclusfasen kunnen toekennen. Beschreven zijn: huidaandoeningen (acne, jeuk, verkleuren van een gouden (trouw)ring enz.), vet worden van het haar, opgezwollen gevoel, gewichtsschommelingen, vocht vasthouden, spanningsgevoel ter hoogte van de schaamlippen, versterkte drang tot urineren, gasvorming, verstopping of diarree, stemmingswisselingen, neerslachtigheid of dadendrang, gewijzigd lichamelijk prestatievermogen, een grotere of kleinere behoefte aan seksueel contact, enz.
Tijdens het leren kennen van het eigen lichaam zal elke vrouw verschillende verschijnselen waarnemen. Zulke waarnemingen worden op de cycluskaart in het vakje 'storingen, bijzonderheden' genoteerd.
|