InhoudInterpetatie van de waarnemingen. Het zelfonderzoek van de baarmoederhals |
Interpretatie van de waarnemingen.
|
Afbeelding 28: Dit is de eerste hogere temperatuur (a). Dat is de hoogste van de zes lagere temperaturen (b). |
Afbeelding 29: Dat is de tweede hogere temperatuur. |
Op de derde dag geldt een speciale voorwaarde: de temperatuur moet tenminste 2/10 ºC (= 2 vakjes) hoger zijn dan de hoogste van de zes lage temperaturen. Met behulp van de hulplijn, die door de hoogste van de zes lage temperaturen is getrokken, kan men zien of aan deze voorwaarde is voldaan (Afbeelding 30). Is aan de voorwaarde voor de derde verhoogde temperatuur voldaan, dan worden de drie hogere temperaturen op de cycluskaart gemarkeerd met driehoekjes. Daarmee is de temperatuurinterpretatie afgesloten (Afbeelding 31).
Afbeelding 30: Dat is de derde hogere temperatuur (2/10 ºC (= 2 vakjes) hoger zijn dan de hoogste van de zes lage temperaturen) . |
Afbeelding 31: Interpretatie van de temperatuurcurve. |
Uitzondering 1 op de temperatuurregel
Indien de derde verhoogde temperatuur geen 2/10 ºC (= 2 vakjes) hoger ligt, dan moet een vierde temperatuur worden afgewacht. Deze moet dan wel hoger zijn dan de zes voorafgaan de temperaturen, maar niet noodzakelijk 2/10 C (Afbeelding 32).
Uitzondering 2 op de temperatuurregel
Van de drie hogere temperaturen mag er een onder of op de hulplijn vallen. Met deze waarde mag men geen rekening houden, ze wordt daarom niet aangeduid met een driehoekje (Afbeelding 33).
Uitzonderingsregel 1 en 2 mag men niet met elkaar combineren. Als een interpretatie volgens een van deze regels niet mogelijk is, moet gewacht worden tot een temperatuurstijging optreedt die wel met deze regels te interpreteren is.
Afbeelding 32: Interpretatie van de temperatuurcurve volgens uitzonderingsregel 1. | Afbeelding 33: Interpretatie van de temperatuurcurve volgens uitzonderingsregel 2. |
Hoe wordt de slijmpiekdag bepaald?
Eerst wordt de slijmpiekdag bepaald en met een P boven de slijmafkorting aangeduid (zie Regel). Daarna worden nog drie dagen afgewacht. Zij worden met 1-2-3 aangeduid (Afbeelding 34). Op de avond van de derde dag na de slijmpiekdag is de interpretatie van het slijmsymptoom afgesloten.
Afbeelding 34: De drie dagen na de slijmpiekdag worden genummerd.
Afbeelding 35: Wanneer binnen de telling 1-2-3 na de piekdag dezelfde slijmkwaliteit als op de piekdag terugkomt, moet opnieuw worden begonnen met de interpretatie van het slijmsymptoom
Uitzondering 1
Wanneer binnen de telling 1-2-3 na de piekdag dezelde slijmkwaliteit als op de piekdag terugkomt, moet opnieuw begonnen worden met de interpretatie van het slijmsymptoon. (Afbeelding 35).
Uitzondering 2
Als na een afgelsoten slijminterpretatie, maar óór een afgesloten temperatuurinterpretatie opnieuw slijm van dezelfde kwaliteit als op de piekdag voorkomt, dan moet opnieuw begonnen worden met de interpretatie van het slijmsymptoom (Afbeelding 36).
Afbeelding 36: Als na een afgelsoten slijminterpretatie, maar óór een afgeslotenb temperatuurinterpretatie opnieuw slijm van dezelfde kwaliteit als op de piekdag voorkomt, dan moet opnieuw begonnen worden met de interpretatie van het slijmsymptoom
Begin van de onvruchtbare fase na de eisprong
Wanneer de interpretatie van temperatuur en cervixslijm is afgesloten, wordt het begin van de onvruchtbare fase na de eisprong volgens het principe van de dubbele controle bepaald.
Regel: De onvruchtbare periode na de eisprong begint ofwel op de avond van de derde dag na de slijmpiekdag, of op de avond van de derde dag met verhoogde temperatuur, steeds wat het laatste komt (Afbeelding 37 en 38).
Afbeelding 37: De onvruchtbare periode na de eisprong begint hier op de avond van de derde dag na de sliijmpiekdag: want de derde dag na de slijmpiekdag komt later dan de derde hogere temperatuur. | Afbeelding 38: De onvruchtbare periode na de eisprong begint hier op de avond van de derde dag van de verhoogde temperatuur: want de derde hogere temperatuur komt later dan de derde dag na de slijmpiekdag. |
Afbeelding 39: Na een afgesloten dubbele controle is een opnieuw optredend slijmsymptoom van om het even welke kwaliteit, zonder betekenis Na een afgesloten dubbele controle is een opnieuw optredend slijmsymptoom van om het even welke kwaliteit, zonder betekenis (Afbeelding 39).
Let alstublieft op
Wanneer het cervixslijm zich in een bepaalde cyclus zonder duidelijke reden opvallend anders ontwikkelt dan gewoonlijk (bijv. ongewoon weinig slijm of alleen slijm van de S-kwaliteit) en/of ook het temperatuurniveau duidelijk van het gewone afwijkt (bijv. interpretatie mogelijk maar volgens het niveau nog in de lage fase), dan moet men het verdere verloop voor de zekerheid eerst afwachten en eventueel pas later interpreteren.
Aantekening op de cycluskaart
Wanneer het einde van de vruchtbare periode in dubbele controle werd bepaald, wordt dit op de cycluskaart met het teken v/ aangeduid in de rij �vruchtbare dagen�. Dit teken betekent dat de vruchtbare periode op de avond van deze dag beëindigd is (Afbeelding 38). In de op een na onderste rij wordt de gemeenschap genoteerd, gewoonlijk met een �X�. Beschermde gemeenschap (bijv. met condoom, diafragma) wordt eveneens aangeduid, maar met �(X)� (Afbeelding 38).
Afbeelding 40: Zo worden de 8 dagen samengesteld, die van de vroegste eerste verhoogde temperatuur worden afgetrokken.
Daarom wordt de onvruchtbare periode bij het begin van de cyclus ook volgens het principe van de dubbele controle bepaald. Deze bestaat uit de cervixslijmwaarneming in combinatie met de zogenaamde min-8-regel of de S-dagen-regel.
Min-8-regel
Het is bekend dat de eisprong in de meeste gevallen tot twee dagen voor de temperatuurstijging of op de dag van de temperatuurstijging zelf plaats vindt. De zaadcellen kunnen � op een enkele uitzondering na � in het optimale cervixslijmmilieu tot vier dagen voor de eisprong vruchtbaar blijven. Zo moet men de zes dagen voor de temperatuurstijging als mogelijke vruchtbare periode beschouwen. Als men uit zekerheidsoverwegingen nog een dag toevoegt, dan moet men bij Natuurlijke Gezinsplanning de laatste zeven dagen voor de temperatuurstijging in principe als vruchtbaar beschouwen. De achtste dag voor de eerste hogere meting is daarom de laatste onvruchtbare dag bij het begin van de cyclus (Afbeelding 40). Bij de individuele vrouw kan het tijdstip van de eisprong van cyclus tot cyclus meerdere dagen verschillen. Om deze verschillen op te vangen mag men de min-8-regel pas toepassen, wanneer de eerste hogere metingen van tenminste twaalf cycli bekend zijn. Cycli waarbij de eerste hogere meting op basis van storingen of vergeten temperaturen niet zeker vast te stellen is, mogen daarbij niet worden meegerekend.
Regel: De laatste onvruchtbare dag bij het begin van de cyclus is de dag met de vroegste eerste hogere temperatuur uit minstens twaalf temperatuurcycli min acht dagen.
Mocht echter reeds eerder slijm worden gezien of gevoeld (bijv. 'vochtig'gevoel), dan begint de vruchtbare periode onmiddellijk. Volgens het principe van de dubbele controle geldt hier: 'steeds wat het eerste komt '.
Notering op de cycluskaart:
In elke nieuwe cyclus wordt de verwachte onvruchtbare fase bij het begin van de cyclus als volgt bepaald en op de cycluskaart genoteerd:
Op de eerste cyclusdag wordt de vroegste eerste hogere meting uit de voorafgaande cycli in de rechterkolom genoteerd. Dan worden daarvan acht dagen afgetrokken. Zo verkrijgt men de onvruchtbare dagen bij het begin van de cyclus. Ze worden door een dikke streep aangeduid. De volgende dag is het verwachte begin van de vruchtbare fase en wordt in de rij �vruchtbare dagen� met een �v� aangeduid (Afbeelding 41). Als voordien cervixslijm voorkomt, dan begint onmiddellijk de vruchtbare periode volgens het principe van de dubbele controle: �wat het eerste komt� (Afbeelding 42).
Afbeelding 41: Bij het begin van een nieuwe cyclus wordt de onvruchtbare periode bij het befin van de cyclus volgens de min-8-regel bepaald en op de cycluskaart genoteerd.
Afbeelding 42: In deze cyclus komt al op de zevende dag cervixslijm voor. Volgens het principe van de dubbele controle van het slijmsymptoom en de min-8-regel (wat het eerste komt), oet daarom reeds van de zevende cyclusdag vruchtbaarheid worden verondersteld.
Wanneer de temperatuurinterpretatie in de huidige cyclus is afgesloten, wordt de eerste hogere meting van deze cyclus eveneens in de rechterkolom genoteerd (Afbeelding 43). Elke cyclus moet men erop letten, of de eerste hogere meting vroeger valt dan in de voorgaande cycli (Afbeelding 44). Als dit het geval is, moet deze op de volgende cycluskaart als �vroegste eerste hogere meting uit de voorgaande cycli� in de rechterkolom worden genoteerd en de min-8-regel opnieuw worden berekend.
Afbeelding 43: De eerste hogere meting valt in deze cyclus op dag 17. Ze wordt in de rechterkolom genoteerd.
Afbeelding 44: In deze cyclus trad de eerste hogere meting eerder, nl. op dag 14 op. Hiermee moet men in de volgende cyclus bij het toepassen van de min-8-regel rekening houden (14-8=6). Dan kunnen de eerste 6 dagen als onvuchtbaar worden beschouwd op voorwaarde dat er voordien geen slijm wordt waargenomen.
Voor wie met Natuurlijke Gezinsplanning begint
5-dagen-regel
W anneer een vrouw met Natuurlijke Gezinsplanning begint, moet ze in de eerste cyclus vruchtbaarheid vanaf de eerste cyclusdag aannemen, omdat ze niet weet of er in de voorafgaande cyclus een temperatuurstijging is geweest.
Zolang nog geen twaalf temperatuurcycli beschikbaar zijn, waaruit de vroegste eerste hogere meting bepaald kan worden, kan de vrouw de min-8-regel nog niet toepassen. Voor haar geldt de 5-dagen-regel (afbeelding 45).
Afbeelding 45: De vrouw die net begonnen is haar curves bij te houden, bepaalt de onvruchtbare periode bij het begin van de cyclus volgens de 5-dagen-regel en duidt deze op de cycluskaart aan met een verticale streep.
Regel: De eerste 5 dagen van de cyclus kunnen als onvruchtbaar worden beschouwd.
Ook voor de 5-dagen-regel geldt: Indien in een cyclus al voordien slijm wordt waargenomen of �vochtigheid�wordt gevoeld, dan begint de vruchtbare periode onmiddellijk. Volgens het principe van de dubbele controle geldt ook hier: �steeds wat het eerste komt �.
Er zijn nog verdere beperkingen: Indien de vroegste eerste hogere meting al tijdens een van de eerste twaalf cycli op de twaalfde dag of vroeger voorkomt, dan geldt niet meer de 5-dagen-regel, maar onmiddellijk de min-8-regel (Afbeelding 46).
Voor de beginnende Natuurlijke Gezinsplanning-er geldt: tijdens de eerste twaalf cycli kan ze alleen de eerste vij f cyclusdagen als onvruchtbaar aannemen, onder de voorwaarden, dat ten eerste tot nog toe geen eerste hogere tempera�tiiin op de twaalfde dag of eerder werd waargenomen, en dat ten tweede in de huidige cyclus het slijmsymptoom niet voor het einde van de vijfde cyclusdag voorkomt. Een verlenging van de onvruchtbare periode bij het begin van de cyclus is pas mogelijk wanneer er twaalf cycli beschikbaar zijn en er volgens de min-8-regel meer dan vij f onvruchtbare dagen bestaan aan het begin van de cyclus.
Uitzonderingsregel bij een menstruatiekalender
Slechts vij f dagen bij het begin van de cyclus als onvruchtbaar aannemen, betekent voor sommige vrouwen � achteraf gezien � een onnodig lange vruchtbare periode. Voor die vrouwen, die een menstruatiekalender bezitten, bestaat de mogelijkheid om de onvruchtbare periode bij het begin van de cyclus in bepaalde omstandigheden te verlengen. Daarvoor wordt de �min-20-regel� gebruikt: De min-20-regel luidt: kortste cyclus (uit twaalf voorafgaande cycli) min 20 = laatste onvruchtbare dag bij het begin van de cyclus. Voorbeeld: uit de menstruatiekalender blijkt dat de kortste cyclus langer dan 25 dagen was, bijv. 27 dagen. Dan kunnen volgens de min-20-regel bij het begin van de cyclus 7 dagen als onvruchtbaar worden beschouwd (27 � 20 = 7). Als laatste onvruchtbare dag wordt hier de zevende dag vastgesteld. Een Natuurlijke Gezinsplanningbeginnelinge kan volgens dit voorbeeld in plaats van de gewone vijf onvruchtbare dagen bij het begin van de cyclus op basis van haar menstruatiekalender zeven dagen als onvruchtbaar aannemen, natuurlijk in dubbele controle met het slijmsymptoom. Ook hier geldt dezelfde beperking als bij de 5-dagen-regel: indien reeds tijdens de eerste twaalf cycli volgens de min-8-regel minder onvruchtbare dagen bij het begin van de cyclus beschikbaar zijn dan volgens de min-20-regel, dan geldt onmiddellijk de min-8-regel.
klik op het plaatje voor een vergroting
Afbeelding 46: Cycluskaart van een Natuurlijke Gezinsplanning-beginnelinge in haar zesde cyclus. De onyruchtbare fase bij het begin van de cyclus werd volgens de 5-dagenregel in dubbele controle met het slijmsymptoom bepaald. De vruchtbare fase begint op de zesde cyclusdag en eindigt op de avond van de veertiende dag. De eerste hogere meting viel hier reeds op de twaalfde cyclusdag, zodat vanaf de volgende cyclus de onvruchtbare fase bij het begin van de cyclus niet meer volgens de S-dagen-regel, maar volgens de min-8-regel (12 � 8 = 4) moet worden bepaald: in de volgende cyclus kunnen enkel nog de eerste vier dagen als onvruchtbaar worden beschouwd.
klik op het plaatje voor een vergroting
Afbeelding 47: Derde cycluskaart van een vrouw die pas met Natuurlijke Gezinsplanning is begonnen. Voor haar geld de 5-dagen-regel. Volgens deze regel zijn de eerste 5 dagen onvruchtbaar, mits er geen slijm werd waargenoemen.
Een verkoudheid, laatopstaan en een feest in het weekend stroen de ochtendtemperatuur en deze metingen worden tussen haakjes geplaatst. Omdat ook de temperatuur op dag 17 op basis van 'slecht geslapen' verhoogd zou kunnen zijn, moet ze als beginnenlinge deze temperatuur tussen haakjes plaatsen. Als later, wanneer de vrouw meer ervaring heeft opgedaan, duidelijk zou blijken, dat bij haar 'slecht geslapen' geen invoeld heeft op de temperatuur, dan hoeft ze deze in zo'n geval niet meer tussen haakjes te plaatsen.
De onvruchtbare periode na de eisprong begint op de avond van de 19e cuclysdag. De vakantie hoeft ze daarom niet meer als mogelijke stroringsfactor te beschouwen.
.
Created using: Lightning HTML Editor Version 2.10.1997